9 januari 2019 -
Per 1 januari is de wet in gegaan die smartengeld voor naasten en nabestaanden regelt. De vergoeding voor deze schade, die ook wel affectieschade wordt genoemd, is nieuw in Nederland. In mei dit jaar schreven wij al een artikel over affectieschade. Nu de wet in werking is getreden, staan we hier opnieuw bij stil.
Voor wie?
Smartengeld voor naasten en nabestaanden kan worden gevorderd wanneer er sprake is van zeer ernstig letsel of overlijden. Als richtlijn voor ernstig letsel wordt een invaliditeitspercentage van minimaal 70% genoemd. De bedragen zijn vast, en hangen wat hoogte betreft niet samen met de ernst van het letsel. Er is recht op de vergoeding, of niet. De vergoeding kan wel worden aangepast als de gekwetste zelf ook schuld heeft aan het ontstaan van de schade, bijvoorbeeld wegens het niet dragen van een autogordel.
De kring van vorderingsgerechtigden is beperkt. In de wet staat precies genoemd wie aanspraak kunnen maken op een vergoeding. De wet biedt naast directe naasten en nabestaanden ook andere naasten die een nauwe affectieve relatie met de gekwetste hebben de mogelijkheid om een vordering in te dienen. Wanneer u een vordering smartengeld naasten en nabestaanden wilt indienen kunt u contact opnemen met de aansprakelijke verzekeraar. Soms heeft de verzekeraar zelf al contact gelegd vanuit een actief schaderegelingsbeleid.
Praktijkvoorbeelden
De werking van de wet is in basis het beste te illustreren aan de hand van enkele voorbeelden die in de praktijk kunnen voorkomen.
Een man, vader en echtgenoot overlijdt medio 2019 aan de gevolgen van een aanrijding die plaats vond in oktober 2018. Zijn weduwe en uitwonende kinderen vorderen smartengeld voor naasten en nabestaanden. In dit geval is er geen recht op smartengeld voor de nabestaanden. De schadeveroorzakende gebeurtenis heeft tenslotte plaatsgevonden voor 1 januari 2019.
Stel nu dat het verkeersongeval niet plaats vond in oktober 2018, maar in februari 2019. In dat geval is er wel recht op smartengeld voor de genoemde nabestaanden. Stel nu dat ook de broer van het slachtoffer een vordering in dient. Broers en zussen worden niet genoemd als vorderingsgerechtigden. Alleen als de broer van benadeelde kan aantonen dat hij in een zodanig nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste stond dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij als naaste wordt aangemerkt, heeft hij recht op een vergoeding. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hij lange tijd met de gekwetste samenwoonde en voor hem zorgde.
Stel nu dat de gekwetste is overleden bij een ongeval waaraan hij zelf schuld had. Bijvoorbeeld omdat hij een rood licht negeerde. In dat geval wordt slechts een deel van de schade uitgekeerd, namelijk het deel waarvoor de tegenpartij aan te spreken is. Wanneer uit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat beide partijen 50% hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, krijgen de nabestaanden ook 50% van het vaste bedrag dat wordt uitgekeerd aan smartengeld.
‘Smartengeld voor naasten en nabestaanden’ in Europa
Nederland was een van de laatste landen in Europa waar nog geen smartengeld voor naasten en nabestaanden bestond; met deze wetsaanpassing wordt recht gedaan aan de positie van slachtoffers door een onrechtmatige daad.
Auteur
Rianne Veenstra, Personenschadebehandelaar